Gerard Evenwel, geboren 12-05-1925 was een Indië-veteraan en heeft gediend bij het 3e bataljon 2e compagnie van het Garderegiment Grenadiers. Mijn vader is overleden op 22 augustus 2007 en in mijn toespraak bij de crematie heb ik zijn jaren in Indië aangehaald.
Pa, ik wil even stilstaan bij een korte, maar belangrijke periode uit jouw leven: de jaren 1946 - 1950, jouw jaren als dienstplichtig militair in Nederlands Indië.
De tweede wereldoorlog was net afgelopen, en daarmee kwam ook een einde aan de Japanse overheersing van Indië. De bevolking van Indië maakte dankbaar gebruik van het machtsvacuüm en riep - terecht - de onafhankelijkheid uit. De toenmalige regering wilde dit niet accepteren en stuurde het leger naar dat verre land, om het Nederlands gezag te herstellen. Jij, als 21-jarige, was één van de vele duizenden die werd opgeroepen, en je werd ingedeeld bij het 3e bataljon, 2e compagnie van het Garderegiment Grenadiers. Na de eerste militaire opleiding in Nederland en Engeland, vertrok je in 1946 met de MS Tegelberg en kwam je na een lange reis aan in Indië. Het begin van een zware, maar soms ook wel mooie periode.
Zwaar, want je hebt deelgenomen aan de politionele acties. Je hebt onbeschrijfelijke dingen gezien. Je hebt veel leed meegemaakt, en je hebt vele kameraden gewond zien raken en zien sneuvelen. Mooi, omdat je mamma hebt ontmoet en Han daar werd geboren.
Maar na bijna 5 jaar moest de Nederlandse regering - onder zware internationale druk - de strijd staken, en werd Indië een soevereine staat: Indonesië Het leger keerde terug, maar ruim 6000 gesneuvelde kameraden bleven achter.
Bij jullie terugkomst kregen jullie niet het onthaal dat - 5 jaar eerder - de Amerikanen, Canadezen, Polen en overige geallieerden ten deel was gevallen. De Nederlandse regering wilde het hoofdstuk Indië liefst zo snel mogelijk vergeten. Dus geen veteranenstatus voor jullie, geen erkenning voor het moeilijke werk dat jullie was opgedragen en dat jullie moedig en naar beste eer en geweten in opdracht van de Nederlandse regering hebben uitgevoerd. Geen waardering voor de offers die jullie hebben moeten brengen.
“Het Vaderland getrouwe” dat waren jullie onvoorwaardelijk, maar datzelfde Vaderland gaf niet thuis. Jullie werden ‘het vergeten leger in een vergeten oorlog’. Géén Koningin of Kabinet bij de schaarse herdenkingen. Geen financiële compensatie; integendeel: de sokken die je in die 5 jaar was kwijtgeraakt, werden op de laatste militaire salarisstrook in rekening gebracht. Het heeft vervolgens bijna 50 jaar geduurd, voordat er een regering kwam die jou en jouw kameraden eindelijk de erkenning gaf waar jullie recht op hadden. Waar jullie met smart op hadden gewacht. Er kwamen jaarlijkse herdenkingen, Indië monumenten en in Roermond zelfs een nationaal Indië monument.
Voor velen kwam die erkenning te laat en voor degenen die nog wel leefden, hoefde het allemaal al niet meer. Jullie hadden alle herinneringen al weggestopt en spraken nooit over jullie jaren in Indië. Ook jij niet. Alléén als jullie bij elkaar waren, tijdens de reünies, kwamen de tongen los. Jij bent niet zo vaak naar die bijeenkomsten gegaan. Maar drie jaar geleden, in juli 2004, bij het 175-jarig jubileum van het Garderegiment Grenadiers en Jagers, was je er wel bij. In de rolstoel weliswaar, maar met Sander en mij erbij ging dat verder wel. Na een herdenkingsceremonie in de Oranje kazerne in Schaarsbergen, werden jullie vervoerd naar Arnhem, waar jullie zouden meelopen in het grote defilé. Na het militaire transport waren je even kwijt: het leger had je zomaar ergens in het publiek geparkeerd. Sander vond je gelukkig op tijd terug en na een wilde race met de rolstoel stond ook jij opgesteld voor de parade, Sander bleef bij je - we wilden je niet nog eens kwijtraken - en ik stond (later) tussen de vele mensen die naar Arnhem waren gekomen voor het bijwonen van het defilé. Voorafgegaan door de door jou zo geliefde Koninklijke Militaire Kapel kwamen jullie aan gemarcheerd. De veteranen uit Bosnië, Libanon enz. kregen een groot applaus. Maar de meeste bijval, het hardste applaus weerklonk toen jullie, de veteranen uit Indië, werden aangekondigd.
Jullie waren allen rond de 80, maar bij het horen van al die blijken van waardering, gingen jullie - voor zover de botten dat nog toelieten - nog rechter op lopen, buik in, borst vooruit. Toen jullie langs Prins Willem Alexander marcheerde - hij nam de parade af - speelde de kapel jullie eigen Grenadiersmars. De trots straalde van jullie af, en jullie genoten. Later - tijdens de traditionele rijstmaaltijd - kwamen de sterke verhalen los en de één wist het nog mooier te vertellen dan de ander. Ik ben blij dat je dat nog hebt mogen meemaken!
Wij hadden al plannen gemaakt voor het bijwonen van de jaarlijkse herdenking van de in Indië gesneuvelde militairen, volgende week vrijdag. Jij kunt daar helaas niet meer bij zijn, maar ik ga toch en zal - uit jou naam - onze bloemen neerleggen bij het Nationaal Indië monument in Roermond.
Pa, ik hoop dat je weer bij je Sobats bent; voor ons ben je geen ‘vergeten Grenadier’ voor ons ben je een held, een Indië-veteraan, die ‘gewoon’ zijn plicht heeft gedaan.
Voor jou en al jouw kameraden nu nog één keer jullie Grenadiersmars.